Wanneer religie niet goed is voor mijn mentale gezondheid
(Nota bene: de American Psychological Association (APA) toont aan dat religie, en vooral regelmatige beoefening ervan, over het algemeen de mentale gezondheid verbetert – bijvoorbeeld via studies bij gehospitaliseerde presbyterianen. Wat volgt is dus geen veralgemening, maar een genuanceerde vraagstelling.)
Is het God die ons in de val lokt? Nee, natuurlijk niet. Laat het ons anders zeggen. Is het God die ons op de proef stelt? Dat is al iets beter gedocumenteerd, maar daarom niet minder problematisch. Dat is misschien iets voor een ander gesprek. Laten we ook zeggen dat we soms zélf onze verscheurdheid veroorzaken (juist ja, het zal weer onze schuld zijn!).
Ik denk hier na naar aanleiding van de laatste aflevering van de serie Le sens des choses, waarin de hoofdrol wordt gespeeld door een rabbijnse vrouw uit Straatsburg. In deze aflevering krijgt de gemeenschap een meubel toegestopt dat ooit door de nazi’s werd geroofd – een “vergiftigd geschenk”, beladen met de ambiguïteit van herinnering.
Léa, de rabbijn, worstelt met dit dilemma. Ze zoekt. Wat in haar opkomt, is een passage uit de Bijbel over Amalek (ʿĂmālēq):
“Gedenk wat Amalek u heeft aangedaan op de weg toen u uit Egypte trok: hoe hij u onderweg verraste, en alle zwakken achteraan aanviel, toen u uitgeput en vermoeid was, en hij geen ontzag had voor God.
Wanneer de Heer uw God u rust geeft van al uw vijanden rondom u in het land dat de Heer uw God u als erfdeel geeft,
dan zult u de herinnering aan Amalek van onder de hemel uitwissen. U zult het niet vergeten.”
(Deuteronomium 25:17–19)
We staan hier voor een paradoxaal gebod:
Enerzijds: wis de herinnering aan Amalek uit (laat geen spoor na in de geschiedenis);
Anderzijds: vergeet nooit wat hij heeft gedaan.
In het Hebreeuws is dit bijzonder krachtig:
"מחה תמחה" (māḥō timḥēh): je zult wissen, volledig wissen
"לא תשכח" (lō’ tishkaḥ): je zult niet vergeten
Wissen én herinneren: een oproep die innerlijk verdeeld maakt, haast onmogelijk om tegelijk uit te voeren.
Dit deed me denken aan de fabel die Camille (Brigitte Bardot) vertelt aan Javal (Michel Piccoli) in Le Mépris van Jean-Luc Godard. Het is het verhaal van de ezel Martin.
— Ken je De avonturen van ezel Martin niet?
— Nee.
— Op een dag ging hij naar Bagdad om vliegende tapijten te kopen.
— Hm.
— Hij vindt er eentje dat prachtig is.
— Hm.
— Hij gaat erop zitten, maar het tapijt vliegt niet.
— De verkoper zegt: “Geen wonder.”
— Luister je wel?
— Ja!
— “Om het tapijt te laten vliegen, mag je niet aan een ezel denken.”
— Dus denkt Martin: “Oké, ik mag niet aan een ezel denken.”
— Maar automatisch dacht hij eraan. En het tapijt vloog niet.
— Ik zie het verband met mij niet.
— Dat is precies wat ik bedoelde.
— Echt, ik begrijp het niet.
Natuurlijk: telkens we proberen ergens niet aan te denken, denken we er juist aan.
En het tapijt stijgt niet op.
Beide gevallen gaan over cognitieve spanning.
In het verhaal van Martin maakt het bewuste streven om niet aan iets te denken (de ezel) het onmogelijk om het uit gedachten te bannen – het blokkeert het doel (het vliegen).
In Deuteronomium lijkt het bevel om de herinnering aan Amalek uit te wissen en tegelijkertijd niet te vergeten, twee tegengestelde acties te vragen: vergeten (mentaal wissen) en herinneren (in het geheugen bewaren). Dit kan als paradoxaal worden ervaren, omdat de poging tot wissen de herinnering juist kan versterken – zoals ook het geval is bij Martin en zijn ezel.
Psychologisch mechanisme:
In beide gevallen versterkt de aandacht voor het object (de ezel of Amalek) vanuit een verlangen het te controleren of uit te wissen, paradoxaal genoeg zijn mentale aanwezigheid. Dit doet denken aan een goed gedocumenteerd psychologisch fenomeen: intrusieve gedachten (zoals het rebound-effect in studies over onderdrukking van gedachten, Wegner, 1987).
En stel nu dat ons geloofsleven soms op een vergelijkbare manier werkt?
Wat me interesseert in de analogie tussen de fabel van Martin en de perikoop over Amalek, is dat ze een echte theologische spanning blootlegt:
Hoe kun je tegelijk gehoorzamen aan het gebod om uit te wissen (Amaleks invloed of erfenis verwijderen) en te gedenken (om morele of pedagogische redenen)?
Deze spanning kan innerlijk conflict veroorzaken, zeker als we de geboden letterlijk of rigide interpreteren.
Ervaren we ons geloof soms niet als dit soort spanning tussen twee polen die God ons zou vragen samen te houden?
👉 Heb je vijanden lief ↔ Wees heilig
👉 Vergeef ↔ Wees waakzaam voor het kwaad
👉 Kom uit de wereld ↔ Blijf op zending in de wereld
Deze spanningen zijn reëel. Misschien vraagt God ons niet om ze op te lossen, maar om ze te erkennen – en om in het hele spectrum ertussen te leven.
Maar is het God die deze spanning tot een dubbele binding maakt? Tot iets dat onhoudbaar is?
Misschien ligt het eerder in ons verschil tussen spanning en polariteit. Spanning erkent dat er ruimte is tussen twee uitersten – dat het niet alles of niets is, maar een beweging daartussen.
Het probleem begint misschien wanneer wij eisen dat het óf het één, óf het ander is – zwart of wit – een pasklare oplossing, opgelegd door religie.
Misschien is het onze manier van ontvangen, onze angst, onze hunkering naar falen, die deze spanningen verdraaien tot mentale valkuilen.
De grenzen van de analogie
Een andere versimpeling is die ik zelf introduceerde door Amalek met ezel Martin te verbinden: mijn koppeling reduceert de perikoop over Amalek tot een mentale val, terwijl de Bijbelse tekst overduidelijk op meerdere niveaus werkt (historisch, theologisch, ethisch).
Het gebod om Amalek uit te wissen is bedoeld als een fysieke én symbolische vernietiging (bedreiging en ideologie uitbannen), terwijl niet vergeten verwijst naar collectief moreel geheugen.
Verschillend kader:
Bij Martin is het een individueel, psychologisch conflict.
In Deuteronomium richt het gebod zich tot een gemeenschap (Israël) in een historisch-theologische context.
De collectieve reikwijdte en goddelijke oorsprong van het gebod maken de analogie complexer.
De tekst zegt ook niet letterlijk herinner om te vergeten.
Dat is onze interpretatie.
Theologische geldigheid
De perikoop over Amalek (Deut. 25:17–19, cf. Ex. 17:14–16) is geen dubbele binding in strikte zin, want de twee geboden zijn te verzoenen:
Uitwissen kan betekenen: Amaleks aanwezigheid of invloed elimineren (concreet of symbolisch);
Niet vergeten kan slaan op ethisch geheugen: de onrechtvaardigheid van Amalek onthouden (die de zwakken aanviel, Deut. 25:18) om morele waakzaamheid te bewaren.
God vraagt ons niet om verscheurd te worden.
Hij roept ons op om polariteiten samen te houden, zonder uit elkaar te vallen:
om een levende trouw te zoeken, geen steriele spagaat.
Als wij deze roepstemmen interpreteren als onoverkomelijke tegenstellingen,
als wij van ons geloof eisen dat het ons verscheurt zoals Martin op zijn geblokkeerde tapijt,
dan ligt dat niet aan God.
Het is onze innerlijke werking die de oproep in een val verandert.
Soms maakt een overdreven serieuze, perfectionistische lezing – zoals die van een neurotische gelovige – van spanning een onoplosbaar conflict.
En als de echte uitdaging niet God is, maar wijzelf?
Kunnen we leven met de spanningen (niet die God ons oplegt, maar die ons dichter bij een waarachtig verstaan van God brengen)?
Of zoeken we in religie alleen maar bevestiging van onze eigen innerlijke verdeeldheid?
Is het dan echt onze schuld?
Nee.
We veroorzaken onze verscheurdheid zelden bewust.
We erven haar vaak van een rigide religieuze cultuur, een angstige opvoeding, een letterlijke lezing zonder nuance, een geïsoleerde geloofspraktijk.
We willen het goed doen, trouw zijn – en daarin verharden we wat soepel moest blijven.
Het is natuurlijk, voor een oprecht hart, om zich volledig te willen geven aan wat het leest.
Het is menselijk om zich schuldig te voelen wanneer Gods polariteiten onverenigbaar lijken.
Het wijst vaak op een serieus geloof dat adem tekortkwam bij het interpreteren.
We komen de neiging tegen om ons geloof te willen doen slagen.
Maar de protestantse theologie verwerpt dit voortdurend: het is altijd God die het initiatief neemt, die ons draagt.
De drang om geloof te bouwen wordt zo een mentale val, ver verwijderd van de God die bevrijdt, die ons vrij wil.
En wat als het probleem niet is dat we dom hebben gelezen, maar te serieus?
Met te veel bezorgdheid?
Zoals Pascal zou zeggen:
we hebben geloof soms benaderd met een geometrische geest – zoekend naar rigoureuze, wiskundige logica –
in plaats van met een fijngevoelige geest, die complexiteit aanvoelt zonder ze altijd exact te kunnen bewijzen.
De Bijbel spreekt over de letter en de geest:
"De letter doodt, maar de Geest maakt levend." (2 Korintiërs 3:6)
Dus het is geen kwestie van schuld.
Het is een uitnodiging tot ontspanning:
om spanningen te leren dragen als spanningslijnen, geen vonnissen.
Volwassen geloof heft spanningen niet op.
Ze leert erin te ademen.
En God?
Die vraagt niet dat we erin verstikken.
Als Hij met ons meegaat en ons telkens opnieuw uitnodigt,
dan kunnen we met vertrouwen blijven zoeken –
zelfs stuntelend –
onder zijn blik en in zijn gezelschap.
🎬 Scène uit Le Mépris (Jean-Luc Godard):
https://www.youtube.com/watch?v=JUTv2YEzrII
📖 Bijbelverwijzingen bij de besproken spanningen:
“Heb je vijanden lief”
→ Mattheüs 5:44
"Maar Ik zeg u: heb uw vijanden lief, zegen hen die u vervloeken, doe goed aan hen die u haten."
“Wees heilig”
→ Leviticus 19:2 (Oude Testament)
"Wees heilig, want Ik, de HEER, uw God, ben heilig."
→ Herhaald in 1 Petrus 1:15-16 (Nieuwe Testament)
"Maar zoals Hij die u geroepen heeft heilig is, wees ook heilig in heel uw levenswandel."
“Vergeef”
→ Mattheüs 6:14-15
"Als u de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven."
“Wees waakzaam tegen het kwaad”
→ 1 Petrus 5:8
"Wees nuchter en waakzaam. Uw tegenstander, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, op zoek naar wie hij kan verslinden."
“Verlaat de wereld”
→ 2 Korintiërs 6:17
"Daarom, gaat weg uit hun midden en zondert u af, zegt de Heer. Raakt niets aan wat onrein is, en Ik zal u aannemen."
“Blijf in zending in de wereld”
→ Johannes 17:15-18 (het hogepriesterlijk gebed van Jezus)
"Ik bid niet dat U hen uit de wereld wegneemt, maar dat U hen bewaart voor het kwaad. (...) Zoals U Mij in de wereld hebt gezonden, heb ook Ik hen in de wereld gezonden."