De jeugd essentiëren

Augustinus over de Vrije Wil

Wat mij bijzonder trof, te midden van deze ietwat formele verhandeling over de oorsprong van het kwaad, was het getuigenis aan het begin van het tweede hoofdstuk van De libero arbitrio. Augustinus legt uit dat de vraag naar de oorsprong van het kwaad ‘precies het probleem was dat mij hevig beroerde toen ik nog heel jong was, en dat mij, uit vermoeidheid, de ketterij in duwde en deed vervallen’ (p. 108). Ik wil niet spreken namens jonge mensen, noch suggereren dat er zoiets bestaat als ‘de jeugd’, ‘jonge mensen’, enzovoort – alsof jeugd iets essentieels en universeels zou zijn.

Dus zal ik spreken over wat ik persoonlijk voel dat mij, als jongere, ontbrak: een bepaald soort ondersteuning dat nooit werd aangeboden. Daarbij probeer ik te vermijden mijn ervaring te veralgemenen of te veronderstellen dat jongere generaties iemand nodig hebben om namens hen te spreken. Ik voel hoe beladen dit pad is, en hoe ik er misschien beter aan had gedaan het volledig te vermijden. Ben ik überhaupt gerechtigd om namens mijn jongere zelf te spreken? Laat ik het nogmaals zeggen: dit is mijn individuele perspectief, en het weerspiegelt hoogstwaarschijnlijk niet de ervaringen van anderen – laat staan van alle jongeren.

Wat raakte me dan precies, en waarom geloof ik – misschien ten onrechte – dat het anderen ook zou kunnen helpen, of ze nu jong zijn of hun jeugd al voorbij? Resoneert Augustinus' beschrijving van zijn worstelingen met de oorsprong van het kwaad in zijn jeugd met de uitdagingen die jongeren vandaag ervaren? De vraag is duidelijk niet: 'Zijn wij – en waarom zou het enkel jongeren aangaan – ook overgelaten aan het worstelen met diepe levensvragen?' Maar eerder: is het iemands taak om passende ondersteuning te bieden? Ligt die taak bij instellingen zoals de Kerk of het onderwijs? Wat is het dat ons soms in de richting duwt van extreme ideologieën, complottheorieën of simpelweg gebroken logica, wat leidt tot gevoelens van vermoeidheid en ontgoocheling?

Mijn aanname is dat een bepaald soort structuur of steun zou kunnen helpen tegen een gevoel van isolement – en dat dat gevoel van isolement ook deel is van het probleem. Hoe dan ook, Augustinus zou hier het woord moeten voeren: zijn persoonlijke zoektocht, waarin hij de waarheid zocht te midden van onzekerheid en daarin richting vond, onderstreept het belang van persoonlijke reflectie en innerlijke groei bij het navigeren van zulke existentiële dilemma’s.

Précédent
Précédent

Kies de meest goddelijke illusie

Suivant
Suivant

De Schrödinger-toeschouwer